Staat hoeft niet in beroep voor ‘principekwestie’ Klimaatzaak

Den Haag, 26 augustus 2015 
Urgenda stelt dat de regering een snellere route heeft, als zij alleen de rol van de rechter ter discussie wil stellen in de klimaatzaak. Vanuit Den Haag klinken geluiden dat men de 25% reductie voor lief wil nemen, maar vooral principiële bezwaren heeft tegen het vonnis en daarom in beroep wil. Als dat zo is, dan kan een Minister aan de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad vragen om ‘cassatie in belang der wet’ in te stellen. Dat scheelt een paar jaar en veel geld.

De Haagse rechtbank oordeelde in juni dit jaar dat de Staat der Nederlanden er voor moet zorgen dat uiterlijk in 2020 de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen met minstens 25% is verminderd ten opzichte van 1990. De rechtbank oordeelde in de Klimaatzaak dat een kleinere reductie ‘onaanvaardbaar gevaarlijk’ en dus onrechtmatig is. De Staat komt zijn minimale zorgplicht naar zijn burgers niet na.

Cassatie in Belang der Wet 
De regering lijkt in hoger beroep te willen en dat is zijn goed recht. Via de media vertellen politici dat ze misschien niet zo’n moeite hebben met de 25% reductie in 2020, maar dat ze vooral vinden dat de rechter op hun stoel is gaan zitten en dat dit dus vooral een principiële zaak is. Als dat werkelijk zo is, dan kan de Staat zichzelf minstens 3 jaar procedures en veel geld besparen, door een snellere en elegante weg te bewandelen, die van Cassatie in Belang der Wet (art 78 lid 1 Wet op de Rechterlijke Organisatie). Formeel stelt de Staat dat niet zelf in, maar vraagt de Minister aan de Procureur-Generaal om cassatie in te stellen bij de Hoge Raad. In zo’n belangrijke zaak met zo’n groot maatschappelijk belang zal de Procureur-Generaal dit niet snel weigeren. Dit kan alleen na de beroepstermijn, dus na 24 september, als er dus geen andere wegen meer open staan.

Lees hier het gehele persbericht

Kijk voor meer informatie en video’s op www.urgenda.nl/klimaatzaak

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.